Begeleidingssnoei
Het opkronen of opsnoeien van bomen, bv in functie van verkeersgeleiding of om esthetische redenen, moet in de jeugdfase gebeuren. Meestal wordt daarmee begonnen vanaf twee jaar na aanplant. Omdat al bij aanplant kan voorzien worden dat de bomen moeten opgekroond worden, raden wij u aan na de aanplant een werfbezoek in te plannen om de bomen op te volgen en indien nodig te starten met de begeleidingssnoei.
In het eindbeeld van een boom is soms een takvrije stamlengte vastgelegd, bijvoorbeeld bij straat- en laanbomen. Door begeleidingssnoei krijgt u een rechte, fout- en takvrije stam en een evenwichtige kroon. Om dit te bereiken worden alle probleemtakken en de laagste takken weggesnoeid tijdens regelmatig terugkerende snoeibeurten. Voor alle duidelijkheid spreken we hier over snoeibeurten die volgen op een aanplant, te starten na de aanslagfase (wanneer de boomwortels zich ‘gezet’ hebben en de boom terug een normale scheutlengte vertoont). Eenmaal de vereiste takvrije stamlengte bereikt is, houdt de begeleidingssnoei op en vermindert de hoeveelheid snoeiwerk aanzienlijk. Bij sommige bomen is geen takvrije stam vereist, bijvoorbeeld bij een solitaire parkboom die zijn natuurlijke groeivorm mag aannemen. Als er geen takvrije stam moet zijn, is ook geen begeleidingssnoei nodig.
Alle takken met een takaanzet beneden de uiteindelijke takvrije stamlengte behoren tot de tijdelijke kroon. Al deze takken worden in de loop van de begeleidingssnoei stelselmatig verwijderd. Bij een pas aangeplante straatboom zullen alle takken waarschijnlijk behoren tot de tijdelijke kroon. Eenmaal de takvrije stamlengte bereikt is, spreken we van de blijvende kroon. In de blijvende kroon is nog slechts sporadisch onderhoudssnoei nodig.
Helaas zien we dat begeleidingssnoei soms verkeerd geïnterpreteerd wordt door tuinaannemers, hoveniers of gemeentearbeiders die soms automatisch de onderste takken wegsnoeien. Alleen ‘opkronen’ is zinloos. Het is de bedoeling eerst alle probleemtakken in de tijdelijke kroon, van boven naar beneden uit te zoeken. Zo worden probleemtakken zo vroeg mogelijk gedetecteerd en kunnen deze in een vroeg stadium weggehaald worden. Een vakkundige boomverzorger haalt de probleemtakken er zo uit: dode en aangetaste takken, gebroken en beschadigde takken, schuurtakken, plakoksels, zuigers en elleboogtakken, dubbele toppen, takparen en takkransen, dikke of groeikrachtige takken, waterlot, etc.