Leibomen
Bij leibomen worden de takken gedwongen om in een bepaalde vorm te groeien. De gewenste twijgen worden geleid, ongewenste twijgen worden verwijderd. Leibomen kunnen zowel verticaal als horizontaal ‘gevormd’ worden. De bekendste voorbeelden zijn leilinden, etagelinden en dakplatanen, maar ook vele andere bomen kunnen op die manier geleid worden (bv. witte moerbei, paardenkastanje, enz.). Alle soorten met een groot regeneratievermogen kunnen geleid worden. De meest gebruikte soorten zijn linde, plataan en haagbeuk, maar ook eik, veldesdoorn en de meeste fruitbomen zijn geschikt. De meest geschikte fruitbomen zijn vooral de pitvruchtsoorten appel en peer, met een voorkeur voor peer die zich, meer nog dan appel tot een veelheid van vormen leent en vooral minder onderhevig is aan plagen en ziekten bij het leiden langs een muur of draad.
Historisch werden leibomen vooral gebruikt in relatie tot een bouwkundig element zoals een boerenerf of een kasteel om tuinarchitecturale redenen en ook als wind- of zonnescherm of voor fruitproductie. In een stedelijke context werd de kroon gereduceerd om bomen te laten groeien in een beperkte ruimte. Etagebomen werden op dorpspleinen geplant en hadden een symbolische betekenis. Leibomen worden nu meestal toegepast uit esthetische overwegingen. Ook een beperkte boven- en ondergrondse groeiruimte kunnen een reden zijn om voor een snoeivorm te opteren. Als de beperkte ruimte de enige reden is om voor een snoeivorm te kiezen moet zorgvuldig afgewogen worden of de arbeidskosten opwegen tegen de voordelen en of een soort van derde grootte (kleiner dan 6 meter) geen betere oplossing is.
De bomen kunnen voorgeleid gekocht worden of wij kunnen ze leiden voor u. De snoeivorm wordt dan in enkele jaren tijd geleidelijk opgebouwd. Daarvoor worden twijgen uitgezocht die in de gewenste richting groeien. Het onderhoud (na de opbouw) van leibomen bestaat uit het periodiek wegsnoeien van alle twijgen op de armen. Dit gebeurt het best tijdens de winterrust en jaarlijks. Bij oudere leibomen wordt de jaarlijkse snoei soms vervangen door periodieke knotbeurten om de 3 tot 5 jaar.