Regelgeving rond de perceelgrens, bomen en buren

In het artikel ‘Aansprakelijkheid bij schade door bomen’ hadden we het al over begrippen zoals risico, fout, gebreken aan bomen, schade en hoe u hier als eigenaar van één of meerdere bomen mee om dient te gaan. Kort samengevat: door een verantwoord boombeheer (boomveiligheidscontroles laten uitvoeren door een ETW of ETT gecertificeerde boomverzorger en de nodige maatregelen nemen) komt u uw verplichtingen na als beheerder en goede huisvader.

Wij krijgen soms de vraag wat de regelgeving zegt over de hoogstammige bomen op de perceelgrens. Mag dit of moeten ze weg? Enige nuance is hier aan de orde. Hieronder wat meer uitleg:

In de regel (Veldwetboek Art. 35) moeten hoogstammige bomen op minstens 2 meter van de perceelsgrens aangeplant worden. De afstand van de scheidingslijn tot aan de boom wordt gemeten vanaf het centrum van de stam tot aan de grenslijn. Er kunnen echter afwijkende plaatselijke gebruiken zijn, men kan dit navragen op de griffie van het Vredegerecht. Indien er plaatselijke gebruiken zijn, dient u ook de verkavelingsvoorschriften na te kijken. Indien die er niet zijn, mogen hoogstammige bomen op twee meter en andere bomen en levende hagen op een halve meter van de scheidingslijn geplant worden. 

Artikel 36 van het Veldwetboek:

“De nabuur kan de rooiing eisen (opgelet, dit is niet automatisch een recht) van bomen, hagen, heesters en struiken die op een kortere afstand geplant zijn dan de wet bepaalt.”

Uitzonderingen:

  1. Verkrijgende verjaring: als de bomen er al langer dan 30 jaar onverstoord staan dan kunnen ze blijven staan ongeacht de afstand.
  2. De bestemming van de huisvader: als een eigenaar zijn domein splitst ontstaat de erfdienstbaarheid van plantrecht om beplantingen te hebben op kortere afstand dan door art. 35 van het Veldwetboek wordt toegelaten.

In het geval van de verkrijgende verjaring of erfdienstbaarheid van plantrecht zal een eis tot rooiing bot vangen, tenzij de nabuur over een rapport beschikt waaruit blijkt dat er sprake is van een verhoogd risico, aantoonbare schade, e.d. De vrederechter heeft hier een appreciatiebevoegdheid en zal hierbij alle belangen van beide partijen inroepen. Als een boom geen noemenswaardige gebreken vertoont (dit zal moeten blijken uit een rapport van een ETW of ETT gecertificeerde boomverzorger) zal waarschijnlijk eerder gevraagd worden aan de eigenaar om te snoeien.

Artikel 37 van het Veldwetboek:

“Degene over wiens eigendom takken van bomen van een nabuur hangen, kan de nabuur noodzaken die takken af te snijden. Degene op wiens erf wortels doorschieten mag ze aldaar zelf weghakken. Het recht om wortels weg te hakken of takken te doen afsnijden verjaart niet.”

Opgelet voor rechtsmisbruik. Indien een boom afsterft als gevolg van de wortelschade of zelfs omwaait en schade veroorzaakt, kan de schade verhaald worden op de veroorzaker. Als de kruin of de takken van een boom of haag verder groeien dan de scheidingslijn, en deze dus over het perceel van de nabuur hangen, kan de eigenaar verplicht worden de takken van zijn boom te laten snoeien. Het is niet toegelaten om takken te snoeien van een boom waarvan men niet de eigenaar is.

Verder is het aan de eiser om aan te tonen hoeveel last of overlast hij heeft van een boom die op het perceel van zijn nabuur staat. De verweerder kan vragen om de beweerde overlast aan te tonen d.m.v. documenten (bv. facturen van opruim). Nadien zal een vrederechter het evenwichtsbeginsel toepassen. De te treffen maatregelen moeten in verhouding zijn tot de aangetoonde overlast. Het Veldwetboek dateert van 1886 en de regelgeving, wat betreft artikel 37 en ‘het afsnijden van takken en weghakken van wortels’ is verouderd. Tegenwoordig, in tijden van groeiende milieubewustwording, wordt bij het opleggen van maatregelen ook rekening gehouden met de gezondheid van de boom. Met de kennis die we vandaag hebben over de afgrendelingsmechanismen van bomen, kan men dus niet meer eisen om zomaar alle takken af te zagen die overhangen.

{{ popup_title }}

{{ popup_close_text }}

x