Verwerking van snoeihout en bladafval
In een natuurlijk ecosysteem maken afgevallen bladeren en dood hout integraal deel uit van de mineralenkringloop. De mineralen in de bladeren worden in de herfst niet volledig terug opgenomen door de boom en opgeslagen in het hout. Een aanzienlijk deel ervan komt op de bodem terecht via de bladval. Ook afgestorven takken bevatten nog heel wat mineralen. Maar de mineralen in de gevallen bladeren en het dood hout gaan in een natuurlijke situatie niet verloren voor de boom, ze worden terug opneembaar naarmate het organische materiaal afgebroken wordt. Door het weghalen van afgevallen bladeren en snoeihout bij bomen wordt de kringloop echter onderbroken en gaan de mineralen verloren voor de boom. Dit betekent een verarming van de mineralenrijkdom van de standplaats, zowel op korte als lange termijn. We proberen bladval en snoeihout dus zoveel mogelijk ter plaatse te verwerken.
Een strooisellaag komt bovendien de vochthuishouding in de bodem ten goede door de verdamping te beperken. Door het organische materiaal wordt ook het bodemleven gestimuleerd, waardoor de bodemstructuur verbetert. Eenmaal verteerd, geeft het strooisel een humuslaag die de mineralenvoorziening en de bodemstructuur op lange termijn verzekert. Een verminderde afvoer van groenafval komt ook de duurzaamheid van het boombeheer ten goede en zorgt bovendien voor een besparing op afvoer- en verwerkingskosten.
Waar ze geen overlast veroorzaken, kunnen bladeren in tuinen, parken en grotere groenelementen gewoon blijven liggen of in de onderbeplanting geveegd of geblazen worden. Een andere mogelijkheid is de bladeren te verzamelen rond de stam en ze daar te laten verteren, op voorwaarde dat er geen composthoop gecreëerd wordt. Als de bladeren niet rechtstreeks onder de boom kunnen blijven liggen, kunnen ze verzameld worden in een composthoop, wat verder afgelegen van de boom. Leg bij voorkeur de composthoop zelf niet binnen de wortelzone van bomen. Dikke pakken organisch materiaal kunnen lokaal namelijk voor anaerobe omstandigheden zorgen door de grote zuurstofvraag tijdens de vertering en zorgen voor een aanrijking van de bodem. Als de boom aangetast is door ziekten of plagen die overwinteren in afgevallen bladeren (bv. paardenkastanjemineermot of de schimmel H. fraxineus) worden deze het best niet achtergelaten onder de boom.
De meest natuurlijke manier om snoeihout te verwerken is door het in zijn geheel of in stukken achter te laten onder de boom waaruit het komt, verspreid of in stapels. Daar verteert het en biedt het een biotoop aan veel dieren, planten en micro-organismen. Een andere mogelijkheid om snoeihout te verwerken is door een takkenril aan te leggen, een natuurlijke afsluiting die ook een biotoop wordt. Door vertering van de takken kan er bovenaan elk jaar opnieuw vers snoeihout in.
Waar het niet in zijn geheel kan blijven liggen, kan het snoeihout verhakseld worden. Een laag verhakseld snoeihout is een efficiënte manier om onkruidgroei in pas aangeplante plantsoenen tegen te gaan en is veel goedkoper dan schors. Maak de laag zeker dik genoeg, maar niet te dik (een dunne laag kan kiembevorderend werken en een dikke laag creëert anaerobe omstandigheden), over het algemeen is 5 à maximum 10 cm voldoende. Ook het gebruik van verhakseld snoeihout op wandelpaadjes is een mogelijkheid. Daar zal de laag wel om de twee jaar moeten aangevuld worden tot de oorspronkelijke dikte. Door vertering neemt het volume hakselhout namelijk elk jaar af met 10 tot 20%. De schimmels in het verhakselde hout zijn in hoofdzaak saprofytisch en niet parasitisch. Door de stimulering van het bodemleven wordt er trouwens net voor gezorgd dat parasieten beter onder controle gehouden worden. Hun parasiterende vermogen bij gezonde en vitale bomen is slechts miniem.