Probleemtakken in de blijvende kroon

Probleemtakken of gevaarlijke takken in de blijvende kroon vertonen een verhoogd risico om uit te breken. Ze moeten zo vroeg mogelijk weggehaald worden. Vaak zijn deze takken echter reeds zodanig uitgegroeid dat ze een groot deel van de kroon uitmaken. Door de gevaarlijke takken volledig weg te halen krijgt men grote snoeiwonden en een onevenwichtige kroon. Het is dan aangewezen om de takken in te nemen, waardoor ze minder sterk groeien, minder windbelasting krijgen en het gevaar dus afneemt. Dit kan gecombineerd worden met een losse ‘dynamische’ kroonverankering. Als bij probleemtakken zoals wrijftakken de bastschade op beide takken ver gevorderd is en er gevaar is dat de takken uitbreken, worden ze het best allebei verwijderd. Als de wrijftakken vergroeid zijn, is het probleem opgelost: ze schuren niet langer tegen elkaar. Dit kan ook kunstmatig bekomen worden door ze aan elkaar vast te maken. Meer informatie over het verankeren van gevaarlijke takken op onze pagina kroonverankering.

Als probleemtakken of gevaarlijke takken ingekort worden om de belasting te verkleinen, moet dit gebeuren tot op een levende zijtak met een diameter die minstens een derde is van de diameter van de snoeiwonde. Onkundige snoei kan in een boom die aanvankelijk veilig was gevaarlijke takken creëren door bijvoorbeeld te grote snoeiwonden te maken. Een vakkundige boomverzorger zal enkel takken snoeien waarin nog geen kernhout aanwezig is om de afgrendeling optimaal te laten verlopen. Als vuistregel kan gesteld worden dat maximaal takken van polsdikte weggehaald mogen worden. Bij sterke afgrendelaars en soorten met veel spinthout mogen iets dikkere takken weggehaald worden (tot 10 cm). Bij zwakke afgrendelaars of soorten met weinig spinthout beperkt men de snoeiwonden het best tot 5 cm.

{{ popup_title }}

{{ popup_close_text }}

x